Toch nog

Ze kwam stralend binnen.
Al grootmoeder,
maar nog jong ogend, energiek, verzorgd.
Van buiten lijkt niets zichtbaar.

Van binnen wel,
geeft ze aan.
Moe. Leeg. Lusteloos.
Hard werken om staande te blijven.

Ze lacht terwijl ze vertelt
over mannen op wie ze valt.
Steeds weer de verkeerde.
En de angst voor vrouwen
met een grote mond.
Maar ja, zegt ze,
dat heb ik zelf ook.

Ze lacht. Maar onder die lach
leeft van alles.
Bang, kwetsbaar, klein.

Terugtrekken of
terugbrullen,
harder nog
dan de ander.

Haar verhaal kantelt.
Een moeder met depressies.
Misbruik.
Een jeugd die te zwaar was.
Een leven wat haar elke keer
weer inhaalt.

Ze zegt: ik ben er klaar mee.
Ik wil niet meer vechten.
Ik wil léven.
Genieten van mijn kleinkinderen.

En daar begint het.
Niet bij nóg harder werken.
Maar bij stilstaan. Ademhalen.
Erkennen wat er is.

Zachtjes de deur openen naar vrijheid.

Volgende
Volgende

Structuur